Met het essay ‘Het verzet is nog steeds broodnodig’, heb ik de essaywedstrijd ‘Vrijheid spreek je af’ gewonnen. De competitie was georganiseerd door het Nationaal Comité 4 en 5 mei, de Universiteit Utrecht en het AD. Op zaterdag 4 mei werd het artikel gepubliceerd in het AD/Utrechts Nieuwsblad, op zondag 5 mei had ik een ontmoeting met minister-president Mark Rutte.
Het verzet is nog steeds broodnodig
Ons land werd bijna zeventig jaar geleden bevrijd, maar vrij zijn we nog altijd niet. Nieuwe verzetsstrijders, sta op.
Duizenden mensen, stuk voor stuk, hebben hun blik omhoog gericht. Witte, groene, paarse kriebeltjes, ze vliegen door de lucht, gaan hoger en hoger, alle kanten op. Vuurwerk.
Ik dacht er de laatste dagen veel aan, maar slaagde er maar niet in om een sluitend antwoord te vinden: wat is nou vrijheid? Maar nu heb ik het: dít is vrijheid. Dat je kunt gaan waar je wilt gaan én dat niemand je dat belet en niemand schamper over je spreekt, of erger dan dat. Zoals die kriebeltjes licht hun gang kunnen gaan, dát is vrijheid.
Op die vergelijking kwam ik tijdens de vuurwerkshow op het dak van de A2, het slotstuk van het openingsspektakel van de viering van driehonderd jaar Vrede van Utrecht. Het wordt een bijzonder jaar in Utrecht, een feestjaar. We vieren dat we vrij zijn. En dat doet heel het land op 5 mei. Maar zijn we eigenlijk wel vrij?
Juli 2010. Ik vier mijn verjaardag, samen met een vriend en mijn toenmalige partner. We lopen richting een homokroeg. Twee jongens blijken ons te hebben gevolgd en komen steeds dichterbij. Ze fluisteren wat met elkaar en roepen dan dat we naar ze hebben gekeken. “Vuile flikkers!”
Mijn hart slaat op hol – nu, tijdens het schrijven, opnieuw. Ze beginnen ons te duwen, aan ons te trekken. Eén van de twee duwt me tegen een gevel aan en drukt iets tegen mijn buik, ik kan niet goed zien wat het is, maar het lijkt een ingeklapt mes te zijn. Zó hard blijkt mijn hart dus te kunnen kloppen. Het zijn de traagste seconden van mijn leven. Mijn vriend slaagt erin mij het café in te trekken en de politie wordt gealarmeerd, maar de jongens zijn al gevlogen. Ik durfde hierna een halfjaar lang ’s avonds de straat niet op.
Dit incident staat niet op zichzelf. Zeven op de tien homoseksuelen in Nederland krijgt in zijn leven te maken met fysiek of verbaal geweld vanwege z’n identiteit. We willen zo graag in onze vrijheid geloven, maar de vrijheid die wij zien is een fata morgana.
Denk bijvoorbeeld ook eens aan het feit dat bijna dertig procent van de kinderen uit de hoogste klassen van de basisschool, structureel wordt gepest. En dat allochtonen massaal worden gediscrimineerd door uitzendbureaus. Het is een peulenschil om de mythe van ‘onze vrijheid’ te ontrafelen.
Toch sluiten we er liever onze ogen voor: dat onder het vlies van de ogenschijnlijke vrijheid, een werkelijkheid schuilgaat waarin onverdraagzaamheid aan de orde van de dag is. Zo is de homo-acceptatie toch al lang voltooid? Misschien bevalt de realiteit ons niet. Maar laconiciteit is een gevaarlijke vijand.
Ja, we hebben 5 mei iets te vieren. Want ‘de oorlog’ is voorbij. Maar werkelijke vrijheid is meer dan vrede, verdragen brengen nog geen vrijheid. Van vrijheid is pas echt sprake wanneer iedereen in ons land de ander bejegent zoals hijzelf bejegend zou willen worden. Een utopisch doel, maar veel dichter te naderen dan waar we nu staan.
‘De oorlog’ eindigde 68 jaar geleden. Nu is het 2013 en zijn er in Nederland nog altijd mensen die, enkel om hun zijn, anders worden behandeld. Daarom mogen we niet indutten, de strijd voor vrijheid is nooit voltooid. Er is verzet geboden, nog steeds. Door professionals, maar vooral ook door u en mij, tijdens het leven van alledag. Spreek mensen aan op intolerantie, inclusief uzelf, onderteken petities, doe iets. Er is al veel bereikt, er kan nog meer. Laten we een voorbeeld nemen aan onze opa’s en oma’s, de verzetsstrijders; een betere manier om ze te eren is er niet.
Voor Radio Oost sprak ik een verkorte versie van mijn essay in:
Prachtig essay, wat ik als voorbeeld vond, toe ik me oriënteerde op het schrijven van essays voor een schrijfwedstrijd ‘De waarheid die ons bevrijdt’.
Ik kan de expressie zo met een mail niet uitdrukken dus dan doe ik het met woorden. Prachtig. Het is voor mij altijd de vraag, hoe kan dat nou in een welvarende land, de meest democratische land ter wereld, met de ooit tolerantste bevolking op de aarde, dat toch er verzetstrijders uit voortkomen, en nog moeten vechten voor de utopische doel. Voor de meeste mensen buiten Nederland is Nederland de Utopia van de wereld. Maar toch zien we dat we de utopische doel lang niet bereikt hebben. Enkel de schijn van Utopia hebben we bereikt.
Ik zocht naar een essay voorbeeld en kwam jou essay tegen.
Mooi geschreven. Erg meeslepend. Complimenten. Bovendien werkelijk vervelend wat er is gebeurd op die bewuste dag. Vreselijk. Maar gaan deze gebeurtenis en de essay over vrijheid of tolerantie?
Beide categorische principes in een postmoderne samenleving. Het ene principe staat exact voor datgeen waar dit artikel over gaat , namelijk tolerantie. Het andere principe is volgens mij goed verwoord door Annelien De Dijl, namelijk vrijheid.
Het verschil? Vrijheid betekent onderdeel kunnen uitmaken van beleidsontwikkeling. Tolerantie staat voor acceptatie voor datgeen wat voorheen niet geaccepteerd was.
Uiteraard werken beide principes in ultieme vorm goed samen in het bewerkstelligen van een vrije samenleving. En wel als volgt. In een ultieme vrije samenleving dient ieder persoon de vrijheid te hebben om deel te nemen in beleidsontwikkeling. Dus ook gemarginaliseerd groeperingen.
Wat ik wel een interessante vraag vind in deze; wanneer is een groep gemarginaliseerd? Zowel wanneer deze door een macht word gemarginaliseerd of ook als zij zichzelf marginaliseren?